Spin

Kenmerken
De hoofd afdeling der geleedpotige dieren kent naast de insecten, ook de klasse van de spinachtigen, waartoe behalve spinnen o.a. ook schorpioenen, mijten en teken behoren. Een in het oog lopend verschil met de insecten is, dat alle spinachtigen 8 poten bezitten. Insecten hebben er nl. maar 6. Bij spinnen zijn de kop en het borststuk vergroeid. Het achterlijf is met een zachte huid bedekt en bevat spintepels. Spinnen hebben evenals insecten een uitwendig skelet, de chitinehuid; ;tijdens de groei vervellen ze enige malen. In de kop bevinden zich 2 tasters en 2 grote, sterke kaken met puntige gif klauwen waardoor een kanaaltje loopt naar de gifklieren. Bij een “beet” wordt het gif via het kanaaltje in het lichaam van een insect of mijt o.i.d. geperst. Voor de mens is de beet van de in Nederland levende spinnensoorten niet gevaarlijk. Voor goederen en materialen zijn ze niet schadelijk; de enige hinder van spinnen wordt veroorzaakt door de vangwebben die ze maken. In Nederland levende spinnensoorten worden in het algemeen een jaar oud. Enkele soorten overwinteren en sterven in de herfst.

Vangen van prooi
De meest bekende soorten zijn de wielspinnen, zo genoemd naar het wielvormige web dat ze maken om hun prooi te vangen. Andere spinnensoorten vangen hun prooi met webben in de vorm van een trechter, een buis of een hangmat. Andere soorten maken kriskras dooreen lopende draden of alleen maar struikeldraden. De webspinnen vangen hun prooi dus met behulp van een web en blijven op die plaats tot de prooi langs komt. Hoe eenvoudiger de webbouw is des te actiever is de spin als jager. De echte jagers gebruiken geen web om hun prooi te vangen, maar besluipen of achtervolgen hun prooi. Vooral de tamelijk grote wolfspinnen zijn felle jagers die zeer snel kunnen lopen. De springspinnen naderen hun prooi tot op enkele centimeters en bespringen deze dan.

Nut
Spinnen zijn nuttig, doordat zij vele, vaak schadelijke of hinderlijke insecten zoals vliegen en muggen, maar ook grotere insecten als sprinkhanen, kevers en wespen vangen en dienen daarom met rust te worden gelaten. Spinnen verplaatsen zich veelal lopend, maar ook zwevend aan de door hen geweven “herfstdraden”. Zo kunnen ze zich tientallen meters door de lucht verplaatsen.

Prooidieren
Indien in de tuin of in huis grote aantallen spinnen voorkomen, dan is dit een aanwijzing, dat daar vele prooidieren (vliegen, muggen, etc.) aanwezig zijn. Ter voorkoming van een plaag van deze prooidieren is het verstandig om de spinnen rustig hun gang te laten gaan. Het bestrijden van de prooidieren buitenshuis is een ondoenlijke zaak, omdat vele insectensoorten uit de wijde omgeving kunnen komen. Hun broedplaatsen zijn overal, afhankelijk van de soort, op bomen en planten, in de grond, in grasland of drassig terrein, etc.

Broedzorg
Het aantal door spinnen afgezette eitjes varieert van enkele tot bijna duizend stuks. Er is sprake van broedzorg. De “webspinnen” maken meestal een spinsel in de vorm van een cocon, waarin de eitjes worden gedeponeerd. Bij de “Jagers” wordt de cocon door de wijfjes meegedragen totdat de jonge spinnen zijn uitgekomen, soms zelfs nog een periode daarna. Het kan voorkomen, dat in huis veel jonge spinnetjes worden gevonden, die dan uit een in huis gedeponeerd legsel gekropen zijn.

Wering
Spinnen en insecten kunnen zich verschuilen of zich toegang tot de woning verschaffen via openstaande ramen of deuren en via spleten tussen sponningen en kozijnen en het metselwerk, of via te grote ventilatieopeningen. Om te beletten dat spinnen en hun prooidieren de woning binnendringen, moet men ze weren door spleten en kieren te dichten met kit, ventilatieopeningen af te sluiten met een deugdelijk rooster of met fijnmazig gaas. Voor de ramen en deuren kunnen goed sluitende horren worden aangebracht. Het verdelgen van spinnen is ongewenst en het gebruik van bestrijdingsmiddelen daarvoor is af te raden. Webben kunnen met behulp van een ragebol of de stofzuiger worden verwijderd. De in huis aanwezige spinnen kunnen worden weggevangen, bv. met behulp van een omgekeerd glas en een stevig stuk papier dat voor de opening wordt geschoven, waarna de gevangen spinnen buitenshuis worden losgelaten.

Pissebed

Algemeen
De orde der gelijk potigen (Isopoda), waarvan verschillende vertegenwoordigers in Nederland voorkomen, behoort tot de klasse der kreeftachtige (Crustacea). In en om gebouwen komt Porcellio scaber Latreille het meest voor; daarnaast wij in Nederland o.a. aan Oniscus asellus L. en Porcellionides pruinosus Brandt. Een pissebed wordt ook wel keldermot of platte zeug genoemd.

Pissebedden zijn vrij platte, ovale dieren. Zij zijn voorzien van relatief grote antennen en 7 paar poten. De achter de 7 pootdragende segmenten gelegen segmenten (6) zijn steeds voorzien van een paar aanhangsels. De dieren zijn grijs van kleur, ook wel geelachtig of paarsbruin, soms met lichtere of donkere vlekken en tot ongeveer 1,8 cm lang.

Leefwijze
Pissebedden leven gewoonlijk in het vrije veld onder stenen, onder de schors van bomen, onder afgevallen bladeren, in vermolmd hout, enz. Omdat het nachtdieren zijn, treft men ze vooral aan op donkere plaatsen. Ook in kelders en opslagplaatsen waar het vochtig is en plantaardig materiaal te vinden is, kunnen pissebedden voorkomen. Uitdroging is dodelijk voor deze dieren.

De soort Porcellionides pruinosus Brandt komt echter voor op relatief droge plaatsen onder stenen, hout enz. Pissebedden kunnen alleen schadelijk zijn, als ze in grote aantallen in kassen en groentetuinen voorkomen waar de planten worden aangevreten. Bij voorkeur eten ze rottend materiaal en dragen dan bij in de humusvorming. Een merkwaardig aspect in de leefwijze van de pissebed is de broedzorg. De wijfjes dragen de eieren bij zich in een aan de onderkant van het lichaam gelegen broedruimte tot de jonge larven uitkomen. Deze vorm van broedzorg maakt het de dieren mogelijk om na het binnendringen in een bepaalde ruimte, bijv. een kelder, deze snel te bevolken als de omstandigheden wat betreft temperatuur, vochtigheid en voedsel, daar gunstig zijn. Na het verlaten van het moederdier vindt bij de larven de eerste vervelling plaats. Daarna kunnen zij nog een tiental malen vervellen. De volwassen pissebedden kunnen wel twee jaar oud worden.

Wering en bestrijding
Het komt regelmatig voor dat pissebedden woningen, caravans of tenten binnendringen, vooral als het buiten erg droog is. Ze hopen dan binnenshuis geschiktere leefomstandigheden (vooral vocht) te vinden. Omdat de verblijfplaatsen van deze dieren in de directe omgeving van huizen meestal bestaan uit compost- of mesthopen, hopen tuinafval e.d., is het dus van belang, dat deze verblijfplaatsen, van waaruit ze de huizen kunnen binnendringen, worden opgeruimd. Ook vuilnisbelten kunnen een bron van pissebedden vormen. Om het binnendringen van de woning tegen te gaan moet men mogelijk de doorgangen, zoals luchtroosters, voorzien van fijnmazig gaas. Voorts bestaat een goede wering uit het dichten van spleten en kieren in de buitenmuur. In huis moeten vochtige plaatsen vermeden worden door betere ventilatie, verwarming, enz. Eventueel kan men buiten omgekeerde bloempotten, gevuld met vochtige bladeren of hooi uitzetten, of een vochtige dweil waaronder de dieren op zoek naar een gunstige plek, zich kunnen verzamelen. De dag daarop kan men de pissebedden doden met bijv. kokend water.

Een chemische bestrijding is niet aan te bevelen, omdat na enige tijd de voor deze dieren gunstige plaatsen weer door soortgenoten worden opgevuld. Het is belangrijker de vochtigheid op zulke plaatsen te verlagen en het plantaardig materiaal te verwijderen. Het bespuiten van de omgeving met insecticiden moet beslist worden afgeraden. De zich overdag schuilhoudende pissebedden bereikt men niet of nauwelijks, terwijl een dergelijke bespuiting wel allerlei insecten en vogels kan doden. Dit betekent dat ook de natuurlijke vijanden van de pissebed gedood worden en de bestrijding dus een averechtse werking heeft.

Oorworm

Algemeen
Hoewel de naam van dit insect iets doet vermoeden, is de veronderstelling dat de oorworm in de oren van mensen kruipt niet juist. Oorwormen zijn volkomen onschadelijk voor de mens. Naast de gewone oorworm (Forficulauricularia L.) komen in ons land nog vier soorten voor, die echter veel minder algemeen worden aangetroffen.

Uiterlijk
De gewone oorworm is een 10 – 14mm. lang, slank insect met een horizontaal iets wat afgeplat lichaam. De kleur is glanzend bruin, de kop is donkerder en de poten zijn lichter van kleur. Karakteristiek is een tangvormig orgaan aan het achterlijf. Deze tang wordt in de eerste plaats gebruikt als verdedigingswapen. Bij de gewone oorworm speelt zij geen rol bij het vangen van insecten. Het tangvormig orgaan is bij mannetjes langer en krachtiger dan bij vrouwtjes. Volwassen oorwormen zijn gevleugeld, doch zij gebruiken de vleugels uiterst zelden. Oorwormen hebben monddelen waarmee ze kunnen kauwen aan plantendelen. Zachte bladeren en vruchten (b.v. aardbeien) kunnen worden aangevreten.

Leefwijze en ontwikkeling
De gewone oorworm is te vinden onder allerlei afval, onder stenen, in composthopen, bloempotten, molm en vergane bomen, tussen bladeren van koolplanten, onder oude planken en dikwijls in bloemen, vooral die van de dahlia. De oorworm is een nachtdier en heeft een bepaalde vochtigheidsgraad nodig, zonder welke het dier niet kan leven. Het dier voelt zich best bij een gemiddelde temperatuur van 26 – 33°C. Zij hebben echter een groot aanpassingsvermogen, waardoor ze van zeeniveau tot in het gebergte voorkomen. Forficula auricularia L. leeft hoofdzakelijk van plantaardig materiaal zoals schimmelsporen, groenalgen, korst- e.a. mossen, bloembladen, zachte bladeren en onrijpe zaden. Als aanvulling consumeren zij ook in ontbinding verkerend dierlijk materiaal en dode of gewonde weerloze insecten, maar ook levende bladluizen en kleine rupsjes.

Broedzorg
Merkwaardig is dat bij de oorwormen broedzorg voorkomt. Voor het invallen van de winter heeft de paring plaats. In het najaar, meestal november, graaft het wijfje een holletje, waar het overwintert. De eieren worden in het voorjaar gelegd. Zodra het ei-leg-stadium is aangebroken, ontwikkelt het wijfje een sterk broedinstinct. In 2 – 4 dagen legt het wijfje 20 – 80 eieren op een hoopje aan het einde van het holletje. Als de eieren gelegd zijn, worden deze door het wijfje zorgvuldig beschermd tegen vijanden. De eitjes worden regelmatig belikt en met haar monddelen worden de eitjes getransporteerd naar een andere plaats in het holletje als zij het verblijf van de eieren ter plaatse om één of andere reden niet geschikt vindt. Langzamerhand neemt de broedzorg af. Het wijfje is dan zeer verzwakt en sterft meestal spoedig en wordt dan door haar eigen broed opgegeten. De hele ontwikkeling van ei tot volwassen dier duurt 5,5-8 maanden.

Wering en bestrijding
Het komt vaak voor dat oorwormen woningen, caravans, tenten, e.d. binnendringen, vooral als het buiten erg droog is. Zij zoeken dan naar plaatsen die de voor hen noodzakelijke vochtigheid hebben. Een goede wering van oorwormen bestaat uit het dichten van spleten en kieren in de buitenmuur en het afsluiten van ventilatieopeningen met een deugdelijk rooster of met fijnmazig gaas. Vooral composthopen en ander organisch materiaal in de directe omgeving van de woning dienen te worden opgeruimd. Wanneer men veel overlast ondervindt van oorwormen kan men het beste trachten deze insecten weg te vangen en elders te deponeren of ze te doden met b.v. kokend water. Dit wegvangen kan b.v. geschieden door ’s avonds vochtige doeken, dweilen of dubbelgevouwen jute zakken uit te leggen. Ook kan men omgekeerde bloempotten uitzetten, die losjes zijn gevuld met niet al te veel vochtige houtwol, stro of hooi. onder de rand van de bloempot legt men een steentje of stokje om de insecten de gelegenheid te geven in de potten te kruipen. Geheel afdoende zullen deze maatregelen echter meestal niet zijn. Een behandeling van de omgeving waar deze insecten zich schuilhouden met insecticiden moet beslist worden afgeraden. De zich overdag schuilhoudende oorwormen bereikt men niet of nauwelijks, terwijl een dergelijke behandeling wel allerlei andere insecten en vogels kan doden. Dit betekent dat ook de natuurlijke vijanden van de oorwormen gedood worden en de bestrijding dus een averechtse werking heeft.

Lapsnuitkever

Algemeen
Lapsnuitkevers komen zeer algemeen voor in Nederland. De kevers en de larven leven in de grond. De volwassen kevers houden zich overdag schuil en komen ’s nachts te voorschijn om op zoek te gaan naar voedsel. De kevers kunnen niet vliegen en verspreiden zich lopend van plaats tot plaats. De soort die in Nederland de meeste overlast en schade veroorzaakt is gegroefde lapsnuitkever of taxuskever (Otiorhinchus sulcatus)

Uiterlijk
Lapsnuitkevers hebben een zeer karakteristiek uiterlijk met een opvallend lange snuit en knievormig gebogen antennen met een min of meer duidelijke knots aan het eind. Taxuskevers zijn ongeveer 1cm lang en zwart van kleur. Het dekschild is gegroefd met verspreide vlekjes bestaande uit grauwgele haartjes en is zeer hard.

Leefwijze
De eitjes van de lapsnuitkevers worden gelegd in de grond. De vrouwtjes leggen ongeveer 1000 eitjes in juli en augustus. In de herfst komen de eitjes uit en de larven overwinteren. De larven voeden zich met de wortels van allerlei planten. De volwassen kevers voeden zich met de bovengrondse plantendelen.

Schade
In huis kunnen lapsnuitkevers af en toe enige schade aanrichten doordat ze aan de ondergrondse of bovengrondse delen van potplanten eten. De meeste schade wordt aangericht door de larven want die eten de wortels zodat deze verzwakken en zelfs dood kunnen gaan. In grote getallen voorkomend kunnen zij hinderlijk zijn.

Wering
Lapsnuitkevers komen vaak huizen binnen via open ramen en deuren. Met behulp van vliegengaas en/of horren kan men dit tegen gaan. Men kan de kevers ook wegvangen. Dit gaat het beste bij de schemering. Verder is het vervangen van potgrond nog een mogelijkheid om de overlast te verminderen.

Bestrijding
Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is niet zinvol. Lapsnuitkevers zijn ongevoelig voor de meeste insecticiden. bij het verpotten de kluiten goed uitschudden en vrijkomende larven vangen. De oude potgrond niet op de composthoop gooien, aangezien niet opgemerkte larven zich dan in uw tuin kunnen verspreiden. De minste kans op schade heeft u, indien u voor het binnenbrengen in de winterberging de gesnoeide planten ook verpot. Een plant, waar u bij het verpotten larven in ontdekt, in een emmer, niet te koud, water zetten. Het spoelen in water bevordert het loskomen van verscholen larven. De plant in een andere pot oppotten en de oude potten goed schoonwassen (vanwege nog niet uitgekomen eitjes in achtergebleven grondresten). Vooral bij soorten met vlezige wortels controleren of er larven in verscholen zitten.

Gewasbeschermingsmiddelen tegen taxuskevers en larven mogen alleen door professionele kwekers gebruikt worden. De enige manier om overlast door taxuskeverlarven te bestrijden is een biologische bestrijdingsmethode met parasitaire aaltjes – (Heterorhabditis sp.) De aaltjes doen hun werk bij een grondtemperatuur boven 14 graden C. Het beste tijdstip van toedienen zal dan ook in de periode eind september/begin oktober liggen.

Duizendpoot

Algemeen
Duizendpoten hebben een groot aantal poten, maar beslist geen duizend. Ieder lichaamssegment draagt één paar poten; dit in tegenstelling tot bv. de miljoenpoten, waarbij elk segment voorzien is van twee paar poten. Duizendpoten vreten niet aan planten. Het zijn actieve rovers (predatoren) en voeden zich voornamelijk met insecten, kleine slakjes en wormpjes. De meest in en om gebouwen voorkomende duizendpoten behoren tot de familie Geophilidae.

Uiterlijk en leefwijze
Duizendpoten hebben een langgerekt lichaam dat bestaat uit vele segmenten. Ze hebben meer dan dertig paar korte pootjes. Een duizendpoot maakt bij het verplaatsen een kronkelende beweging. Ze zijn goed uitgerust om zich te verplaatsen in humus en aarde. Vaak treft men ze aan in rottende bladeren en in de bovenste lagen van de bodem, ook wel onder de schors van bomen en in rottend hout. De kleur kan variëren van rood of bruin tot zeer bleek geel. Wanneer duizendpoten binnenshuis voorkomen is dit over het algemeen te wijten aan een te hoge luchtvochtigheid. Het komt dikwijls voor, dat duizendpoten tussen het altijd enigszins vochtige riet van een rieten dak massaal voorkomen. Vandaar uit kunnen zij gemakkelijk in de vertrekken van de bovenste verdiepingen komen. Ook een voorraadje aardappelen, dat in de kelder ligt en dat in een niet al te goede conditie is, kan door de aanwezigheid van o.a. insecten een “besmettingsbron” vormen. Duizendpoten veroorzaken geen schade; zij kunnen hoogstens bij talrijk optreden enigszins lastig zijn.

Wering en bestrijding
Om deze dieren kwijt te raken, dient in de eerste plaats de eventuele besmettingshaard, bv. in de vorm van een partij oude aardappelen o.i.d., te worden opgeruimd. Rottend organisch materiaal, bv. afgevallen bladeren, op platte daken of in dakgoten dient men eveneens te verwijderen. Omdat daarmee eventuele prooidieren verdwijnen, zullen ook de duizendpoten niet meer voorkomen. Voorts kan een talrijk optreden worden tegengegaan door de woning en vooral de vertrekken waar de duizendpoten veelvuldig voorkomen zo droog mogelijk te maken. Dit kan geschieden door te luchten bij zonnig, droog weer of door droog te stoken. Eventueel kunnen kieren waardoor de duizendpoten in bepaalde kamers komen, worden gedicht. Indien slechts zo nu en dan enkele exemplaren in de vertrekken worden gevonden is dit van geen enkel belang, zodat maatregelen in het geheel niet nodig zijn.

Aardbeiloopkever

Algemeen
In ons land komt een groot aantal vertegenwoordigers voor van de familie der loopkevers (Carabidae).Deze insecten kunnen snel lopen en vele soorten zijn niet in staat om te vliegen, omdat de vleugels ontbreken of omdat de dekschilden vergroeid zijn. De aardbeiloopkever is wel in staat om te vliegen. Bij de meeste soorten loopkevers jagen zowel de larven als de kever actief op prooidieren zoals bv. wormen, slakken of insecten.

Uiterlijk
De aardbeiloopkever is bruin tot zwart van kleur, glanzend en heeft een enigszins afgeplatte vorm zoals de meeste loopkevers. De dekschilden hebben fijne groeven die in de lengterichting lopen. De kever is 14 – 16 mm lang.

Ontwikkeling en leefwijze
De aardbeiloopkever treft men overdag aan op donkere plaatsen, onder stenen, e.d. De eieren worden in de herfst in de bodem afgezet, waar de uitgekomen larven leven van andere kleine dieren. De aardbeiloopkever komt vooral voor op of in droge zandgrond en kan als larve of als kever overwinteren. De kevers vreten bij voorkeur de zaadjes van de aardbeien, waardoor de vruchten ernstig worden beschadigd, maar ook zaden van sparren, grove dennen en lariks worden gegeten. Soms bijten ze de jonge fijnsparkiemplantjes door. Voor de mens, zijn huisdieren en goederen zijn ze volmaakt onschadelijk. Het is een bekend feit dat deze insecten soms in grote aantallen op het veld neerstrijken. Vooral bij warm weer komen zij van daar uit gemakkelijk gebouwen binnen.

Bestrijding
Vooral in de zomerperiode kunnen loopkevers woningen binnendringen hetgeen zeer hinderlijk kan zijn. Dat kan worden voorkomen door ventilatieroosters e.d. te voorzien van fijnmazig gaas.

Voorts verdient het aanbeveling om bij warm weer ramen en deuren ’s avonds gesloten te houden of horren voor de ramen te plaatsen. Aardbeiloopkevers zijn nachtdieren die als het donker is rondvliegen; zij komen dan op licht af. Binnengekomen kevers kunt u wegvangen en buiten deponeren. Het toepassen van insecticiden ter bestrijding van aardbeiloopkevers is niet nodig en derhalve ongewenst.