Skip to content

Algemeen
Mieren behoren tot de orde van de Hymenoptera of vliesvleugelige. Het zijn sociaal levende, statenvormende insecten. Een mierenstaat omvat in de regel een aantal, in verband met hun werkzaamheden, sterk gespecialiseerde individuen.

De werksters
Dit zijn onvruchtbare vrouwelijke exemplaren. Hun plicht is te zorgen voor de voedselvoorzieningen van de staat. Het zijn deze werksters die ons door hun omzwervingen op zoek naar voedsel last veroorzaken. Als een werkster een rijke voedselbron heeft gevonden, maakt zij de overige werksters hierop attent, die dan langs een door de vindster aangegeven spoor naar de bron gaan om hulp te bieden bij het binnenhalen van het gevonden voedsel. Zo ontstaan de zgn. mierenstraten. Deze geven dus de richting aan waarin men het mierennest moet zoeken, een waardevol gegeven bij de bestrijding. Naast de zorg voor de voedselvoorziening hebben de werkster tot taak de verzorging van de koningin en het broed.

Een of meerdere koninginnen
Dit zijn vruchtbare vrouwelijke individuen die als eerste tot taak hebben te zorgen voor de instandhouding van de soort. Zij leggen de eieren. Gewoonlijk komt de koningin, als de staat normaal gevestigd is, niet meer buiten het nest. De koninginnen zijn in het algemeen aanzienlijk groter dan de werksters.

Mannetjes en jonge koninginnen
Alle exemplaren zijn gevleugeld. Zij dragen zorg voor het in stand houden van de soort en het stichten van nieuwe kolonies. Bij tuinmieren (Lasius-soorten) zijn zij in de maanden juli tot september in het nest aanwezig. Bij gunstige weeromstandigheden vliegen ze uit; de zgn. bruidsvlucht. Tijdens die vlucht vindt de bevruchting plaats. Daarna sterven de mannetjes. De bevruchte wijfjes zoeken een geschikte plaats om te overwinteren en proberen in het voorjaar een nieuwe kolonie te stichten. –

Bij bepaalde mierensoorten komen ook nog soldaten voor. Dit zijn onvruchtbare vrouwelijke exemplaren, die zich van de werksters onderscheiden door extra grote kaken; zij hebben tot taak het nest tegen indringers te verdedigen. Soldaten treft men bij de tuinmieren echter niet aan.

Nut
Het bestrijden van mieren dient alleen plaats te vinden, wanneer deze insecten in gebouwen werkelijk last veroorzaken. Over het algemeen wordt deze hinder overdreven; enkele rondlopende mieren doen geen kwaad en veroorzaken geen schade. Wanneer deze insecten echter een nest hebben gemaakt van waaruit ze steeds in aantallen een huis of een gebouw binnenkomen, kan een bestrijding uit hygiënisch oogpunt nodig zijn. In tuinen, parken en bossen zijn mieren nuttig door het verdelgen van allerlei schadelijke insecten. Het opruimen van mierennesten op dergelijke plaatsen met behulp van insecticiden brengt over het algemeen veel schade met zich mee. Niet alleen de mieren worden dan gedood, ook vele andere insecten, zoogdieren en vogels kunnen worden vergiftigd. De gehele natuurlijke levensgemeenschap dreigt daardoor onnodig te worden verstoord.

Soorten tuinmieren (genus Lasius)
De tuinmieren die zich onder of in de nabijheid van gebouwen kunnen vestigen behoren gewoonlijk tot de volgende soorten:
De zwartbruine wegmier (Lasius niger L.)
Zwartbruine tot zwarte mieren.
De koningin is donkerbruin. De mannelijke exemplaren zijn donker tot zwartbruin met glasheldere vleugels.
De glanzende houtmier (Lasius fuliginosus Latr.)
Dit zijn glimmend zwarte mieren. De mannelijke exemplaren hebben gedeeltelijk   bruin berookte vleugels. Deze mier ruikt sterk aromatisch, vooral als men ze   tussen de vingers fijn wrijft.

Zeldzaam zijn:    
De grote gele weidemier (Lasius umbratus Nijl.) Dit zijn geelgekleurde mieren. De koningin is roodbruin, de mannetjes zijn bruin tot donkerbruin. De vleugels zijn aan de basis bruin-berookt.
De bruine mier (Lasius brunneus Latr.)
Geelbruine tot roodbruine mieren, waarvan kop en achterlijf duidelijk   donkerder gekleurd zijn. De koningin is licht of donker zwartbruin. De mannetjes zijn zwartbruin met berookte vleugels. In ons land is deze soort vrij zeldzaam, behalve in Limburg.

Wering
Om te voorkomen dat mieren van buiten worden aangetrokken, dient men levensmiddelen, die aantrekkelijk voor hen zijn, zoals jam, suiker e.d.” te bewaren in goed gesloten potten of bussen. ’s Nachts geen vuil vaatwerk laten staan. Afvalemmers goed gesloten houden. Enkele exemplaren die toch nog binnenkomen kan men verwijderen met behulp van de stofzuiger.

Bestrijding buitenshuis: (alleen in directe omgeving van gebouwen)
De bestrijding van tuinmieren kan waar nodig op verschillende manieren worden uitgevoerd, al naar de omstandigheden. Men kan daarbij gebruik maken van insecticiden. Slechts enkele middelen worden genoemd die geschikt zijn voor het gestelde doel. Wij wijzen er met nadruk op, dat de hierna te noemen insecticiden giftig zijn, ook voor de mensen en huisdieren. De aanwijzingen op het etiket van het te gebruiken middel dienen derhalve nauwkeurig te worden opgevolgd.

Bij het aantreffen van tuinmieren in gebouwen dient men allereerst na te gaan waar zich het nest van deze mieren bevindt. Omdat de nesten zich meestal buiten het gebouw zullen bevinden, heeft bestrijding buitenshuis de voorkeur en maakt de toepassing van middelen binnenshuis dan vaak onnodig.

Men dient dan de nestingangen te behandelen met een poedervormig insecticide, bijv. op basis van propoxur, pyrethrinen, of foxim. De gepoederde nestingangen kan men het beste afdekken teneinde te voorkomen dat kinderen, huisdieren of vogels ermee in contact komen. Wanneer men op deze manier de behandeling heeft uitgevoerd zullen de mieren het poeder aan hun poten en aan de beharing mee in het nest nemen, waardoor ook de daarin aanwezige koninginnen en het broed vernietigd worden. Wanneer men de nestingangen niet kan vinden of niet kan bereiken, kan men buiten op de mierenstraten een weinig poeder aanbrengen. Dit geeft echter beslist minder goede resultaten en in huis moet deze methode ten sterkste worden ontraden.

Bestrijding Glanzende Houtmier
Men moet altijd eerst het nest opzoeken. Dit zijn vaak achtergebleven boomstronken die men soms onder een nieuwbouwhuis kan aantreffen. Het nest dient zo mogelijk te worden verwijderd eventueel na uitgevoerde verdelgingsmaatregelen. Verder kan men dezelfde methode van bestrijden toepassen als bij de andere Lasius-soorten.